Mini-essay

De zichtbare Frida Kahlo, de onzichtbare Marianne Schuit

De Meta-schilderijen van Marianne Schuit?Meta-paintings.html

Pijn is geen excuus, het is een drijfveer.


Zonder de pijn die Frida Kahlo voor het grootste deel van haar korte leven begeleidde, zou zij nooit de kunst hebben

gemaakt die zij heeft gemaakt.


Zonder de alles-overheersende liefde voor het leven zou Frida Kahlo nooit haar indringende kunst aan die hemeltergende

pijn ontworsteld hebben.


Die pijn was haar persoonlijke noodlot én kunstenaarsgeluk. Zoals zo vaak.


Ze wilde aanvankelijk geen kunstenaar worden, maar arts. Maar aan dat toekomstplan kwam een einde, toen haar lichaam bij

een busongeval werd doorboord door een ijzeren staaf. Rug, benen, buik en geslachtsorgaan werden beschadigd op een

manier die haar artsen voor levensbedreigend hielden. Frida overleefde. Moest daarvoor maandenlang het bed houden. Kon

weer even lopen, maar moest toen weer voor maanden naar bed. In dat bed las zij, achttien jaar oud, Proust. Op een zondag

als alle andere voerde haar familie een plannetje van haar moeder uit: men veranderde haar alledaagse bed in een hemelbed

en bevestigde bovenin het baldakijn een spiegel. In eerste instantie haatte Frida de spiegel, die haar voortdurend

ongezouten confronteerde met de staat waarin zij verkeerde. Maar na verloop van tijd begon zij hem te gebruiken om het

enige te tekenen en schilderen dat zij vanuit haar bed werkelijk goed kon bestuderen: zichzelf. Hiermee nam haar bestaan

als kunstenaar nog niet echt een aanvang, maar vrijwel alles wat zij later als kunstenaar maakte bleef betrekking houden op

dit ene onderwerp: Frida Kahlo.


Kijken naar een zelfportret van Frida Kahlo is geen geringe opgave. De neiging weg te kijken van wat zo'n portret ten

diepste uitdrukt, maakt zich maar al te gemakkelijk meester van de kijker. Want er zijn weinig kunstenaars die hun pijn en

angst en vertwijfeling zo onopgesmukt, en daarmee zo indringend, hebben vastgelegd als deze Mexicaanse van

Duits-joods-Spaans-indiaans bloed.


Frida Kahlo beschikte niet over het vermogen van de gemiddelde mens om weg te kunnen kijken van wat hem angst

inboezemt. Wat haar betrof steeg de werkelijkheid uit boven al onze dromen, liet deze onze nietigheid én onze grootheid

(voor zover die zich in onze geest had gevestigd) ver achter zich.


Voor wie weinig van haar weet zou uit deze houding fatalisme kunnen blijken. Maar bij Frida Kahlo is dit meer dan

ruimhartig aanvaarden van de werkelijkheid, hoe die er ook uit mag zien, volledig verweven met een intense lust voor het

leven zoals je die bij een fatalist gewoonlijk niet tegenkomt. Mevrouw Kahlo vormde een ingewikkeld mengsel van een

extreme waarheidsliefde en een al even extreme 'lust for life'.


Legendarisch is haar liefde voor Diego Rivera, toenmaals de bekendste schilder van Mexico, waarmee zij tweemaal

getrouwd is geweest. Het was niet zozeer dat hij haar bedroog, want de 'affaires' die hij met een stoet aan andere vrouwen

had, waren iedereen, dus ook zijn vrouw, bekend - en de heer Rivera heeft er van meet af aan geen geheim van gemaakt

dat hij onmogelijk monogaam kon zijn. Het was meer dat de heer Rivera zo onverzadigbaar was dat hij zich zelfs niet

ontzag iemand als de lievelingszuster van Frida tot een 'liaison dangereuse' over te halen, tot onuitsprekelijk verdriet van

Frida.


Legendarisch is de liefde van Frida voor deze kunstenaar-minnaar, om de manier waarop deze in alle opzichten onafhankelijk

opererende vrouw zich nooit heeft los kunnen maken van de man die haar bijna stelselmatig zeer pijnlijke teleurstellingen

bezorgde. Kenmerkend voor deze vrouw is hoe zij de jaloezie, die haar verteerde, en waarvan zij zich glashelder bewust

was, omzette in een soort tegendeel: zij werd vriendin van de vrouwen waarmee haar man haar bedroog. Hierin onder

andere openbaart zich haar vermogen zich te verzoenen met het kennelijk onvermijdelijke.


In het voordeel van Diego Rivera kan gezegd worden dat hij, vanaf het moment dat hem de kunstzinnige kwaliteiten van

Frida duidelijk werden, er nooit moeite mee heeft gehad die kwaliteiten te prijzen, en er zelfs hardop van te beweren dat

zij zijn eigen kunstzinnige kwaliteiten te boven gingen. Hierin heeft hij zich niet de bedreigde macho getoond die hij op

andere terreinen wel toonde. Mogelijk is dit één van de eigenschappen geweest waarom Frida niet kon ophouden van hem te

houden.


Eén van de meest saillante episodes uit het nog jonge leven van Frida Kahlo, is het moment waarop zij haar ouders een

zweefvliegtuigje vraagt, maar in plaats daarvan een door haar moeder gemaakt engelenjurkje krijgt. Aan het jurkje heeft

haar moeder twee strooien vleugels bevestigd. De jeugdige Frida probeert uit allemacht met deze vleugels op te stijgen,

maar moet uiteindelijk erkennen dat zij haar niet in staat stellen werkelijk op te stijgen. Woedend is zij. Woedend op 'de

volwassenen': je vraagt ze een vliegtuigje, ze geven je een stel vleugels waarmee je onmogelijk kunt vliegen!


Haar betrekkelijk korte leven lang heeft Frida Kahlo haar gedachten laten gaan over de mogelijkheid te kunnen vliegen. Haar

eindconclusie: ik was een vogel die graag wilde vliegen, maar het niet kon. Hoe diep deze behoefte in haar geworteld zat,

tonen haar zelfportretten waarop zij zichzelf afbeeldt met elegant gebogen wenkbrauwen die boven haar neus

samenkomen... als een stel vogelvleugels...


De 10/11-jarige Marianne Schuit hield zich ook bezig met vliegen, alleen had zij zich, in tegenstelling tot de jonge Frida

Kahlo, allang tot het papier gewend. Opgegroeid in een cultureel zeer arme omgeving, tekent zij een dynamisch gevleugeld

paard, het soort droomfiguur dat bij gevoelige jonge meisjes lijkt te horen als het gerommel van de donder bij een

bliksemontlading. Kennelijk had zij geen praktisch experiment nodig om te beseffen dat paarden (net als mensen) nooit op

zullen stijgen met een stel vleugels. Niet lang na het gevleugelde paard, schildert zij een paard dat zich los heeft gemaakt uit een kudde om een sprong te wagen over een breed ravijn. Maar hoe breed dit ravijn ook is, aan alles is te zien dat het paard de overkant gaat halen. Ook is duidelijk dat de andere paarden hem zijn sprong niet na zullen doen. Waarmee het vermetele paard niet alleen daar komt waar de kudde hem niet kan volgen, maar zich ook onafwendbaar onderscheid van de andere paarden, die ogenschijnlijk allen zijn gelijke zijn, maar blijkbaar de (geest)kracht missen om hem te kunnen volgen. Belangrijk detail: het is de eigen kracht van het paard die hem daar brengt waar men hem niet kan volgen; hij kan geen beroep doen op 'kunstgrepen' zoals een stel vleugels.


Hoewel 'slechts' een kinderschilderijtje, vertelt dit vroege werk van Marianne Schuit – met huiveringwekkend voorspellende

gaven – in feite alles over de positie die deze kunstenares met haar werk is gaan innemen, toen haar werk zijn ultieme vorm

vond in de abstractie. De onnavolgbare natuurlijkheid van het gebaar waarmee zij haar abstracte schilderijen gestalte geeft,

doet in alles denken aan het geheel op eigen kracht onwaarschijnlijk ver springende paard, dat zijn sprong ziet eindigen in

een gebied waar het alleen zal zijn.


Is Frida Kahlo de werkelijkheid als het natuurlijke gegeven toegedaan, Marianne Schuit is dat niet minder. Maar waar Frida

Kahlo als volwassen vrouw nog toegeeft te hebben willen vliegen, besefte Marianne Schuit als jong meisje al dat in die

gedroomde mogelijkheid geen weg voor haar open lag.


Dat Frida Kahlo altijd is blijven hangen aan de gedroomde mogelijkheid van het vliegen, is vanzelfsprekend. Gefolterd door

niet-aflatende pijnen, vat de behoefte aan het ontstijgen van die pijnen maar al te gemakkelijk post. Het is het geluk van

Frida Kahlo en de wereld geweest dat zij nooit werkelijk heeft kunnen vliegen, zodat zij gedwongen was haar pijnen op een

andere manier te ontstijgen, dat wil zeggen door te schilderen. In dit schilderen geeft zij haar pijn, die een mengsel is van

lichamelijke en geestelijke pijn, een tastbare, zichtbare, vorm. Want Frida Kahlo schilderde figuratief. Behalve dat zij

hiermee in een traditie stond waarin ook haar man Diego Rivera werkte, deed zij dat naar mijn idee om drie redenen. In de

eerste plaats omdat zij, zoals hierboven al is aangegeven, 'de werkelijkheid' als het natuurlijke gegeven zeer was toegedaan.

In de tweede plaats (maar sterk met de eerste reden verweven), omdat zij er geen twijfel over wilde laten bestaan wat zij

trachtte uit te drukken. Haar symboliek is dan ook van de helderste soort. Een totaal kapotte ruggengraat wordt

vertegenwoordigd door een op diverse plaatsen gebroken zuil, algehele pijn door kleine spijkers die overal in het lichaam

steken, de gespletenheid van het gevoel door twee verschillende Frida's in één schilderij. In de derde (maar niet de minste)

plaats werkte zij figuratief omdat haar lichaam haar geest voortdurend in de ban hield van een maar al te tastbaar gegeven:

bloed, vlees en beenderen. Inderdaad, het materiaal waaruit 'de werkelijkheid' is opgebouwd. Haar zo sterk lichamelijk

geleden leven, kon haast niet anders dan naar een kunst leiden die zich van die tastbaarheid rekenschap gaf.

Marianne Schuit, 10 jaar oud

Marianne Schuit, 10/11 jaar oud

Marianne Schuit heeft op de Rietveld Academie en nog lang daarna figuratief gewerkt. Kenmerkend voor het werk dat toen ontstond: het was niet duidelijk wat zij ermee wilde uitdrukken. En hoewel evenzeer vergroeid met de werkelijkheid als het natuurlijke gegeven als Frida Kahlo, belandde zij op zeker moment op een punt waarop zij voor zichzelf moest vaststellen dat dat wat zij wilde uitdrukken niet figuratief uitgedrukt kon worden. Niet omdat het haar aan techniek en verbeeldingskracht ontbrak, maar omdat zij eenvoudigweg tegen de grenzen van de figuratie opliep. Die lieten haar veel te weinig ruimte om het grenzeloze dat zij in zichzelf gewaar was afdoende tot uiting te kunnen brengen.


Uiteraard verliep de stap van de figuratie naar de abstractie niet als een bewuste, maar als een steeds verder zoekende, zodat je de figuratie geleidelijk aan plaats ziet maken voor de abstractie.


Het is duidelijk dat haar instinct haar de juiste weg heeft gewezen, want vanaf het moment dat zij volkomen abstract schildert, worden de schilderijen van Marianne Schuit beheerst door een onwaarschijnlijke energie. Ook haar meest ingetogen schilderijen blijken in de ban van deze energie, die ik als zuivere levensenergie duidt. En misschien was dat wel vooral waar Marianne Schuit naar op zoek was, in haar overgang van de figuratie naar de abstractie: een mogelijkheid om die ongrijpbare, maar o zo aanwezige levensenergie, die ons allen doortrekt, zo tastbaar mogelijk vorm te geven.


Het is hier dat ik een diep verband tussen Marianne Schuit en Frida Kahlo ervaar. Ook bij Frida Kahlo word je getroffen door een meer dan bruisende levensenergie. Alleen is bij haar die energie, welke universele trekjes zij ook vertoont, eerst en vooral verbonden met het persoonlijke, daar waar de levensenergie van Marianne Schuit volkomen universeel is. Niet alleen hier, maar ook in meer algemene zin, kun je stellen dat Marianne Schuit meer wil uitdrukken dan Frida Kahlo. En ook al lijkt zij, in haar 'vlucht' in de abstractie, van de twee het meest te vliegen, in feite staat zij van de twee vrouwen het meest met beide benen op de grond. Daarom treffen wij in haar werk geen symboliek aan, omdat symbolen nu eenmaal minder dan de vage schaduw vormen van wat 'in werkelijkheid' niet meer dan nuchtere verschijningsvormen zijn.


Eén van de vele paradoxen waarin het werk van Marianne Schuit ligt ingebed, is inderdaad het gegeven dat dat werk tot het uiterste vergeestelijkt lijkt te zijn, maar in wezen onwrikbaar geworteld is in de aarde.


Legt Frida Kahlo getuigenis af van hoe het lichaam de geest verbindt met de aarde, Marianne Schuit laat ons ervaren hoe die geest zelf, als een manifestatie van zuivere levensenergie, een onlosmakelijk deel van die aarde vormt. Dit laatste is onpersoonlijker, maar ook grootser. Het weekt het menselijke los van 'een naam', 'een gezicht', 'een lichaam' en plaatst het in een wijder, dieper liggend, verband met de universele oorsprong van de menselijke conditie, daar waar nog geen sprake is van al te menselijke verworvenheden. Daar waar nog een 'onpersoonlijke' levensenergie heerst die niets anders vertegenwoordigt dan streven naar leven, ongeacht de omstandigheden.



Mick van Schooneveld, Amsterdam

Literatuur:


Frida: a biography of Frida Kahlo, Hayden Herrera

Frida Kahlo, een vrouw, Rauda Jamis

Diary, an intimate self-portrait, Frida Kahlo

(met een voorwoord van Carlos Fuentes)

The letters of Frida Kahlo, bezorgd door Martha Zamora

Terug naar Essays?ESSAYS_%28Dutch%29.html
Terug naar essays?ESSAYS_%28Dutch%29.htmlMeta-paintings.htmlshapeimage_6_link_0