Mini-essay
Mini-essay
Het vuur van Picasso, het water van Marianne Schuit
Iets zeggen over het werk van Picasso is bijna als krabben met je nagel aan een granieten berg.
Iets zeggen over het werk van Marianne Schuit is als het krabben met je nagel aan zo'n berg.
Het werk van Pablo Ruiz Picasso (1881-1973) kan niet als voorbeeld voor het werk van Marianne Schuit gezien worden,
alleen al om de eenvoudige reden dat er überhaupt geen voorbeelden voor dat werk bestaan. Maar Picasso is zeker één
van de grote inspiratoren voor deze schilderes.
De ontoombare energie, de altijd rake hand, de nooit-falende esthetiek van de Spanjaard, 'de grote greep' op elk detail
van zijn werken, voor een schilder met een gloeiende ambitie heeft 'de grootste kunstenaar van de 20e eeuw' meer dan
genoeg in huis om je tot in je tenen te doordringen met het besef van de standaarden waaraan je hebt te voldoen wil
je met je eigen werk enige aanspraak kunnen maken op het begrip 'groots'.
Marianne Schuit heeft nooit 'groots' werk willen maken. Zij is geen strever (Zie Van Friedrich Nietzsche naar Marianne
Schuit). Zij is dan ook nooit overvallen door het verlangen Picasso ooit te overvleugelen. Zij werd dankzij hem wel
doordrongen van het besef waar de uiterste grenzen van een bepaald soort schilderkunst zich bevonden.
Opgeleid in een tijd dat alle wezenlijke ontwikkelingen in de beeldende kunst zich al hadden voltrokken, zag zij zich
gesteld voor de vraag: wat kan ik nog bijdragen aan alles wat al gedaan is? En hoewel haar op dat moment totaal
onduidelijk was wat dat zou kunnen zijn, besefte zij wel dat alleen iets dat werkelijk anders was dan al het al
bestaande, dat alleen iets dat over kwaliteiten beschikte die verder gingen dan de kwaliteiten die al in het al bestaande lagen opgetast, werkelijk de moeite waard zou zijn om zich met verf en penseel voor in te zetten. Nog iets bijdragen daar waar niets meer bij te dragen leek, daarin school haar gloeiende ambitie.
In haar vroegere werken kom je die gloeiende ambitie niet tegen in de vorm van revolutionaire pogingen het 'anders' te
doen. Het lijkt erop dat de schilderes in die vroege werken half in gedachten verzonken met haar hand door een
waterstroom heen en weer gaat en zo af en toe iets tegenkomt dat haar bewustzijn telkens een beetje verder leidt
naar het punt waarin zich klaarblijkelijk de allesbeslissende omslag in haar kunstzinnige bezigheden bevindt. Hierin
toont zij zich dus heel anders dan de geniale hemelbestormer Picasso, die doelbewust aan flarden scheurt wat zijns
inziens aan flarden gescheurd diende te worden.
En ook waar Picasso telkens weer opnieuw aan het scheuren ging, maar dan op een andere manier, daar heeft Marianne
Schuit, heen en weer gaand met haar hand in de waterstroom van haar schildersbewustzijn, heel geleidelijk aan de
ontdekking gedaan waar de ingang zich bevond die haar toegang gaf tot een manier van uitdrukken van wat zij
kennelijk had uit te drukken. En toen zij die ingang eenmaal gevonden had heeft zij zich, nog altijd met haar hand in
het water spelend, er volledig op toegelegd open te staan voor het vele dat via deze ingang tot haar kwam.
Ironisch genoeg blijkt Marianne Schuit op deze manier de hemelbestormende revolutionair Picasso uiteindelijk toch te
hebben overvleugeld. Want waar zijn geniaal-ontvankelijke, maar vooral ook ongenaakbaar dwingende geest, in zijn
werken uiteindelijk toch halt houdt op zekere hoogte, daar dringt het werk van Marianne Schuit door tot in regionen
waar het azuren blauw van de schildershemel allang bezig is over te gaan in het tintelende zwart van de eeuwigheid en
oneindigheid.
Daar waar Picasso in zijn werk de waarneming zoals die ons te doen gebruikelijk ten dienste staat aanvalt, in twijfel
trekt, in een andere richting dwingt, daar heeft Marianne Schuit in haar werk die waarneming teruggebracht naar wat
zij in haar meest natuurlijke staat is: een uiterst geraffineerde, maar tegelijkertijd minstens even zo onbeholpen,
manier om de wereld om ons heen in onze hersenen te ordenen. Zonder revolutionaire stappen, die maar al te
gemakkelijk te volgen zijn (omdat het zulke duidelijke stappen zijn), heeft Marianne Schuit werk gemaakt dat ons ten
diepste confronteert met de onmogelijkheid om de wereld, onze wereld, als het geheel waar te nemen dat zij is.
Hij die de moeite neemt de schilderijen van Marianne Schuit aandachtig te bekijken, zal ontdekken dat het absoluut
onmogelijk is hen langer dan enkele momenten op een bepaalde manier waar te nemen. Voortdurend vindt er in de
hersenen van de waarnemer een verandering van waarneming plaats waardoor hij die schilderijen telkens heel anders
ziet, niet zelden als het volkomen tegendeel van hoe hij hen zojuist nog heeft gezien.
Zou dit gegeven op zich al de term 'opmerkelijk' rechtvaardigen, wat de schilderijen van Marianne Schuit uiteindelijk
hun onnavolgbare genialiteit verleent, is het feit dat, hoezeer zij zich ook onttrekken aan een eenduidige waarneming,
zij zich toch in onze geest vastzetten als 'fenomenen' die getuigen van een compleetheid en een harmonie die je
zelden of nooit tegenkomt. Hierin confronteren zij ons met wat de meest natuurlijke staat is van datgene waarvan
wijzelf een onlosmakelijk deel uitmaken, de wereld. Die wereld, onze wereld, die zich ogenschijnlijk als een eindeloze reeks tegenstellingen aan ons toont, maar in wezen één en ondeelbaar is. Marianne Schuit is in staat geweest dit gegeven, dit allerdiepste gegeven, dat ergens ver weg in ons bewustzijn een plaatsje heeft, in kristalheldere, maar even goed ongrijpbare, beelden vast te leggen.
Hiermee heeft zij meer uitgedrukt dan zich normaal gesproken menselijkerwijze laat uitdrukken. Hoe ongenaakbaar
ook, in vergelijking met Marianne Schuit, heeft Picasso zich uitgedrukt zoals een uiterst getalenteerd mens zich kan
uitdrukken. Met haar hand in het water spelend, is Marianne Schuit daaraan ver voorbij gegaan. Heeft zij het
onmenselijke betreden.
Zittend in de tuin van het Pulitzerhotel in Amsterdam, zei zij nog niet zo lang geleden tegen mij: “Weet je dat ik het
daar wel moeilijk mee heb? Het idee dat mijn werk een einde heeft gemaakt aan een streven dat zolang zulke mooie
dingen heeft voortgebracht. Dat dat nu ten einde zou zijn... Dat is toch mijn wereld...”
Voor wie de moed heeft zijn ogen te gebruiken, is het duidelijk dat het wezenlijke in de beeldende kunst inmiddels al
lang en breed verkend is. Wat de laatste tientallen jaren voor beeldende kunst doorgaat was op zijn best een knabbelen aan de restjes van wat vroegere veelvraten hadden overgelaten van een maal dat ooit copieus was. Marianne Schuit is één van de zeer weinigen die onder deze karige omstandigheden nog een zeer smakelijk gerecht heeft gevonden waarvan nog weinig gegeten was door die veelvraten.
“Weet je wat ik ook zo mooi vind aan Picasso?,” vroeg ze mij op een ander moment. “Dat hij altijd menselijk blijft. Hoe groots hij ook uitpakt, het blijft altijd menselijk wat hij doet.”
Hoe soeverein Marianne Schuit zich in haar schilderijen ook toont, in feite geldt ook voor haar werk iets soortgelijks.
Met de vrijwel minerale onbenaderbaarheid van die schilderijen is een zeer ontvankelijk besef verbonden. Het is een
besef dat voorbij gaat aan de lach en de traan, voorbij de zon op de bladeren en de regen op het dak, maar daarom
niet minder een menselijk besef is. Maar het is te gecompliceerd en te wijds om het zomaar gevoel te noemen en het
op die manier onder te brengen bij de gemakkelijker te duiden menselijke aandoeningen.
Veelvraat Picasso heeft zich met allerlei disciplines beziggehouden, maar het zal duidelijk zijn dat zijn genie het meest pregnant tot uiting komt in zijn schilderijen. Dat is niet meer dan vanzelfsprekend. Beeldhouwwerk, tekening, video, performance, niets haalt het bij de magistrale aanwezigheid van een groots schilderij. De niet altijd serieus te nemen Salvador Dali heeft ooit iets waars over zijn métier gezegd: “Ik ben een tovenaar.” Je hoeft niet in sprookjes te geloven om in te zien dat een groot schilder nog het dichtst bij een tovenaar komt, zoals hij uit vrijwel niets (wat gekleurde pasta) een hele wereld tevoorschijn kan (inderdaad) toveren. Die wereld kan, tegelijkertijd en op slechts enkele vierkante decimeters, van alles bevatten, duidelijk zichtbaar én verstopt (voor zijn publiek, maar ook voor de schilder zelf), zoveel zelfs, dat het lijkt alsof het schilderij een tot het uiterste geconcentreerde vorm van onze toch al zo geconcentreerde wereld vormt. Geen ander medium is in staat zich zo tot de ons bekende wereld te verhouden, zich zo tot ons te verhouden.
Dat Marianne Schuit zich tot de schilderkunst heeft gewend, terwijl om haar heen iedereen zich op allerlei andere
media stortte, is dan ook niet meer dan logisch. Alleen via de schilderkunst kon zij de door en door magische middelen
toepassen die haar hebben geleid tot een kunst die haarzelf en haar publiek aan de uiterste mogelijkheden van de
menselijke geest brengt, zonder dat er werkelijk hocus pocus aan te pas hoeft te komen. Want dat is waarschijnlijk nog
het meest verbazingwekkende: dat deze kunst, die zo ver gaat, in wezen zo nuchter is.
Mick van Schooneveld
Auteur heeft zich voor dit mini-essay gebaseerd op wat hij al wist.